Herman Zeinstra
Hij is in het zwart gekleed en staat te praten met twee dames in het voorste gedeelte van het
voormalige ‘Scheringa Museum’. De drie personen lijken kleine pionnen in het immense gebouw.
Herman Zeinstra (1937) is een markante man. Grijze haren en een bril. Zijn stem is rustig en zacht. Aangenaam om naar te luisteren. Het museum, ontworpen door zijn hand, staat momenteel volop in de belangstelling. Dat is niet voor het eerst en niet voor het laatst. De dames waarmee Zeinstra in gesprek is, zijn architecten die een podcast - is een ge-edit radioprogramma - maken over het museum. Zeinstra is een koning in de architectuur en hij heeft al vele prestigieuze prijzen voor zijn oeuvre gewonnen. Zijn ontwerpen zijn herkenbaar door heldere maatverhoudingen, expressief materiaalgebruik en een groot aandacht voor detail. Samen met zijn partner, architecte Liesbeth van der Pol, heeft hij Dok architecten in Amsterdam opgezet eind jaren 60. Na vier jaar werken werd de bouw van het museum stopgezet. Een bittere pil voor alle partijen.
Wat vindt u van de huidige situatie?
,,Deze situatie betreur ik ten zeerste. Gelukkig was het gebouw al wel wind- en waterdicht. Hierdoor is het in een goede staat gebleven.
Hoe gaat een ontwerpproces van een gebouw als dit in zijn werk?
,,We zijn gestart met de vraag; hoeveel vierkante meters hebben we nodig voor de collectie? De tweede vraag was, hoe gaan we om met het licht? Doordat dit een daglichtmuseum is, is het ontwerpen hiervan een complexe zaak. Er moet namelijk wel licht binnenkomen, maar dit mag niet rechtstreeks op de schilderijen vallen. Het licht moet gebroken worden, dus je bent voortdurend op zoek naar de juiste invalshoeken. Daarbij vond ik het erg belangrijk dat de ‘routing’ duidelijk is. In het Rijksmuseum raak ik bijvoorbeeld altijd de weg kwijt. Dat wilde ik hier voorkomen en dat is gelukt. De lange lichte gang is overal te herkennen, dat is de basis geweest voor mijn idee. Daarbij zijn de zalen niet dieper dan drie lagen en hebben ze vaste maten van 9 bij 9 meter.”
Waarom heeft u zowel aan de binnen- als de buitenkant baksteen gebruikt?
,,Het was een wens van meneer Scheringa om een bakstenen gebouw neer te zetten. Het museum is ontworpen als een maatpak voor de collectie. De bakstenen kolommen geven herkenbaarheid en een afscheiding aan tussen de ruimtes, die ook geschakeld zijn.
Uw vrouw is ook architect. Overleggen jullie veel aan de keukentafel?
Herman lacht en zegt. ,,Inderdaad, wij overleggen veel en alléén maar aan de keukentafel. Wij worden meestal als persoon voor een ontwerp gevraagd en ontwerpen er alleen aan, want met twee handen aan één potlood kan je niet tekenen. Ten tijde dat ik met het Scheringa Museum aan het werk was, was Liesbeth bezig met het Scheepvaartmuseum. Iedere vrijdagochtend legden we onze tekeningen op de keukentafel en bespraken we onze ontwikkelingen en zaken waar we tegenaan liepen. Het is goed als er ook een kritische blik van iemand anders over je werk heen gaat.
Is het ontwerp van het museum geïnspireerd op andere architecten of gebouwen?
,,Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in het maniërisme, het fascineerde me. Het heeft te maken met ‘voorstelling en werkelijkheid’. De architectuur is hierbij niet als het modernisme - wat je ziet is wat het is - maar het kan ook iets anders voorstellen dan de werkelijkheid. Biblioteca Medicea Laurenziana, ontworpen door Michelangelo, is daar een fantastisch voorbeeld van. Het is een prachtig gebouw met enorme zware kolommen in nissen. Als je goed kijkt dan zie je dat ze de
grond niet raken. Het stelt dus een constructie voor, maar het is niet letterlijk de constructie van dat gebouw. Voor het modernisme, zoals wij dat op school geleerd hebben, is dat als vloeken in de kerk. Maar het modernisme bestaat al 100 jaar, dus dat is inmiddels ook wel afgedaan. Daarnaast ben ik ook groot fan van Louis Kahn. Ik heb veel van zijn ontwerpen gezien en daar een aantal dingen van opgepakt.
Het is voor te stellen dat het pijn doet om te zien dat een project waar u zo lang, zo intens
mee bezig bent geweest, er nu zo leeg bij staat.
,,Dat doet inderdaad pijn aan mijn hart, maar ik zie de toekomst voorspoedig tegemoet. Ik kan me niet voorstellen dat dit gebouw uiteindelijk niet in gebruik genomen zal worden. De oplossing zal zich wel aandienen en ik ben ook nauw betrokken geweest bij het zoeken naar andere bestemmingen.”